UTRECHT – Voor de buitenwereld was hij soms die oude brombeer, die overal wat op aan te merken had. Voor de speelsters van FC Utrecht Vrouwen was hij Hennie, hun held, steun en toeverlaat en onvervangbare materiaalman. Wassen, strijken, shirts opvouwen, de ballen oppompen, Hennie van Laaren deed álles voor zijn ‘dochters’. Zaterdag is hij 75 jaar geworden.
Jeugd
Het geheugen van Hennie van Laaren is uitstekend. Of het nou gaat over zijn tijd bij FC Utrecht Vrouwen, zijn eigen voetbalcarrière of zijn vroegere baantje, hij slaat zelfs de kleinste details niet over. Vertellen doet hij met plezier, over alles wat de echte Utrechter, zoals hij zichzelf noemt, de afgelopen 75 jaar mee heeft gemaakt. Één onderwerp hoeft wat hem betreft niet te lang aangehaald worden. Dat is waar hij geboren is: in Amsterdam. “Want dat is van Ajax, daar moet ik niks van hebben”, zegt Van Laaren in gesprek met Voetbal Centraal.
“Ik heb ook maar zes of zeven weken in de hoofdstad gewoond. Mijn eerste vader is gestorven in het concentratiekamp. Ik heb die man nooit gekend en hij mij niet. Mijn moeder kwam uit Utrecht. Ik ben met haar teruggegaan naar de Domstad. Daar heb ik heel lang gewoond. Mijn vrouw Dinie en ik zijn later naar Houten verhuisd. Ze was toen al ziek en een haar zusters woonden in die plaats. Of ik wilde verhuizen. Maakt mij niets uit, ze bakken overal brood, dacht ik. Dus daar gingen we.” Zijn vrouw overleed negen jaar geleden. Ze hebben twee zonen, Harrold (49) en John (52), en twee kleinzonen. “Pim en Rick”, zegt de trotse opa. “De een voetbalt in Maarsen. Als het even kan, sta ik langs de lijn.”
Voetballen is zijn lust en zijn leven. Klussen doet hij ook graag, of het nou bij FC Utrecht is of tegenwoordig bij Saestum. Dat is er met de paplepel ingegoten. Zijn tweede vader werkte in de bouw, hijzelf ging op zijn veertiende jaar al van school af en werd loodgieter. ‘Nou jongen’, zei mijn vader, ‘ik heb een baantje voor je. Je wordt loodgieter.’ Van Laaren vond het best. “Maar wat moet ik doen dan”, vroeg ik. ‘Laat ik je daar wel zien’, zei mijn vader. “Toen was ik loodgieter, 32 jaar lang bij dezelfde baas.” Hij was tussendoor nog in dienst geweest en moest van zijn ouders naar dansles. “Dansen bij Fransen, op de Amsterdamse Straatweg”, herinnert Van Laaren zich. “Dat moest toen, hè, stijldansen. Nou, ik was beter in voetballen, kan ik je vertellen….”
Voetballer
Nog voordat Van Laaren ging werken, was hij al te vinden op een voetbalveld. Velox was zijn eerste club. “Aan de Koningsweg. Daar begon het allemaal, toen ik twaalf was. Meneer Verbeek was op woensdagmiddag de trainer”, weet zijn voormalige pupil nog. “Ik zat op donderdag al naar de brievenbus te staren. Dan kwam je aanschrijving binnen, als je moest voetballen. En dan zat je te hopen dat het snel zaterdag was, want dan mocht je weer.”
Van Laaren was rechtsback. “En soms rechtsbinnen, zeg maar een middenvelder”, zegt hij. “Zo heette dat vroeger nog. Iedereen ging vroeger voetballen. Er waren niet zo veel centen, dus je moest haast wel op voetbal. Ik vond het prachtig, hoor en ging door tot ik achter in de veertig was. Later nog bij Utrechtse Boys.” Volgens ingewijden was de Utrechter ook erg goed in de derde helft, het bekende nakaarten na de wedstrijd. “Daar kon ik ook wat van”, knikt hij. “Maar voetballen vond ik het leukst. Dat was een mooi spelletje.”
Vrijwilliger
Van Laaren ging al vroeg met pensioen. Dat kon in die tijd nog. Zijn vrouw en hij deden toen hij nog werkte al wat vrijwilligerswerk bij betaald voetbalclub FC Utrecht. “Dat ging van kwaad tot erger”, blikt hij terug. “Ik ging steeds meer dingen doen. Dat was een mooie tijd. Ik heb goede herinneringen aan de club. Ze zijn ook altijd goed voor me geweest. Niets dan lof.” Het zit hem wel nog erg dwars dat de vrouwentak van de club om is gevallen. “Dat ze nu vooraan stonden om de EK Vrouwen-wedstrijden te krijgen. Dat is een beetje hypocriet”, zegt hij verontwaardigd. “Eerst stoten ze het vrouwenvoetbal af, nu halen ze die duels binnen om er misschien wat aan te verdienen. Dat vind ik niet leuk.”
FC Utrecht Vrouwen
In 2007 werd de vrouwentak van FC Utrecht opgericht. Van Laaren was manusje van alles bij de mannen, tot hij gelinkt werd aan het vrouwenelftal. “Jan Willem van Dop, die toen directeur van Utrecht was, kwam naar me toe”, zegt de voormalige materiaalman. “Hij legde me uit dat ze met een vrouwenteam gingen starten. Omdat ik Jean-Paul de Jong al kende, die zijn Stichting Klein Galgenwaard had, en ze gingen trainen aan de Mytylweg, zou het voor mij makkelijk zijn om daar in te rollen.
Ik vond het allemaal wel best. Die meiden moesten toch ook geholpen worden. Moest je die vrijwilligers horen. ‘Wat moet jij nou bij die wijven doen, Hennie’, heb ik in het begin gehoord. “Ik heb iedereen wijs gemaakt dat ze de mannen niet met de vrouwen moesten vergelijken. Naderhand zijn de mannen omgeslagen en vonden ze het leuk wat ik deed. Ik moest er zelf ook wel aan wennen, hoor. Jonge, jonge, wat is dat heel ander voetbal. Veel trager, anders dan bij de mannen, dacht ik. Maar ik ben er aan gewend, al heel gauw.”
Liniaal en ruitjespapier
Hij verhuisde met de vrouwen mee van complex naar complex en maakte een paar keer een doorstart mee. Hij zag trainsters en trainers komen en gaan en kreeg een goede band met veel speelsters. Altijd was hij bedrijvig en opgewekt. Gewapend met liniaal en ruitjespapier – een computer kwam er bij hem niet in – maakte hij in zijn washok nauwkeurig zijn aantekeningen. Oh wee als een shirtje verkeerd kwam te liggen of een speelster niet nauwkeurig genoeg naar zijn zin omging met de materialen. Dan moest ze maken dat ze zich uit de voeten maakte.
Van Laaren was er altijd bij, training na training, wedstrijd na wedstrijd. Hij veroverde de harten van de speelsters en zij die van hem. Dolblij was hij dan ook toen FC Utrecht Vrouwen in 2010 ten koste van AZ de Supercup veroverde. “Dat was op neutraal terrein”, herinnert hij zich. “Gingen we met zijn allen naar Noordwijk, om tegen de kampioen te spelen. Iedereen dacht dat AZ wel even zou winnen, maar wij wonnen na verlenging. Dat was voor mij het hoogtepunt.”
Hij werd niet dronken. Dat is weer een ander verhaal. “We hadden een toernooi gehad in België en de voorzitter van die club zei: ‘zal ik die beker anders vullen met bier?’ Dus Harry Kosterman, de grensrechter, en ik met twee glazen en die drinkenbeker de bus in. Gingen we die beker leegdrinken. Maar dronken? Nee hoor. Ik weet niet wie dat verzonnen heeft.”
De Supercup was voor hem het hoogtepunt, niet het allerleukste. “Dat was de hartelijkheid die ik kreeg van die meiden. Dan had er één een lekke band of kwam een ander met een ketting die te slap stond. Nou, dan trok ik daar even aan en was het weer opgelost. Zulke dingen deed ik voor ze. Ik heb nog goed contact met de meesten. ‘Hennie, kom je koffie drinken’, zegt Anouk (Hoogendijk, red). wel eens tegen me. Dan gaan we in Houten een bakkie drinken, of bij mij thuis. Hartstikke leuk, vind ik dat.”
Over het dieptepunt – het faillissement in januari 2014 – is Van Laaren nu nog teleurgesteld. “Ik weet nog dat ik in het spelershome met eigenaar en aandeelhouder Frans van Seumeren zat. Ik zeg: als jij nou twee dochters had die voetbalden, had je er wel achtergestaan. Je bent nog nooit komen kijken. Toen jij Utrecht kocht, was de vrouwentak wel een onderdeel van de club. Je kunt alles kopen, maar hebt er nog geen vijf centen voor over om de vrouwen te redden. Ik vond dat zó erg.”
Saestum
De speelsters vonden elders onderdak of kozen voor hun maatschappelijke carrière. Van Laaren ging aan de slag bij Saestum in Zeist. Daar is hij nu materiaalman bij het mannenelftal. Af en toe bemoeit hij zich met de vrouwen, waar voormalig FC Utrecht Vrouwen-speelsters Joniek Bonnes, Simone van de Weerd en Lisanne Hogeveen nog voetballen. “Uren en uren kost me dat. Maar ik vind het leuk”, zegt hij. “Woensdag is mijn vrije dag, net als vrijdag. Op vrijdag ga ik soms met Lori Murphy, onze vroegere assistent-trainster, naar die meiden in de Eredivisie kijken. Wel die van ons, natuurlijk. Zaterdag ben ik bij mijn kleinzoons en anders bij de vrouwen van Saestum. Van hun kast heb ik ook een sleutel. Soms komen ze me vragen of ik een te zachte bal op wil pompen. Ach, dan doe ik dat.”
Dan denkt hij terug aan de vele dagen en uren die hij sleed bij de FC Utrecht Vrouwen. Met Hoogendijk, Bonnes, Van de Weerd, Hogeveen en al die anderen. “Ik ga Jan Willem van Dop nooit vergeten. Anouk ook niet. Angela Christ ook niet. Die zag ik laatst nog tegen China keepen. Al die andere meiden ook niet, natuurlijk. Het is een hele leuke tijd geweest in mijn leven.” Zaterdag viert hij met meer dan twintig speelsters zijn 75ste verjaardag. Hoe lang hij nog in de voetballerij actief blijft? “Zolang als ik gezond blijf”, zegt hij. “Ik ben 75 jaar en kan nog alles doen. Dat is toch mooi? Ik heb nog nooit een klacht gehad van een speler of speelster en vind mijn werk hartstikke leuk. Die jongens en meiden houden me jong. Dat heeft ook wel iets.”
TEKST: Maarten de Jong / Voetbalcentraal.nl